Door de Condroz: Seilles – Falaën v.v.

De Condroz blijft een mooie streek die grenst in het westen aan de Ardennen, en heuvelruggen kent die in zuidwest-noordoostelijke richting lopen. Beklimmingen zijn niet langer dan 3 kilometer, met op de heuvelruggen (tiges genaamd) akkerbouw (dus uitzicht) en bossen op de hellingen. Ook liggen er vele kastelen en mooie plaatsjes verstopt in de dalen.

Ik had een rustige parkeerplaats gevonden in Seilles, tegenover het gelijknamige kasteel. Andenne was ook een optie, maar dat leek me een iets te druk stadje.
De route liet ik direct over de Maas gaan (over de stuw) gevolgd door een klim het Maasdal uit, met achteromkijkend een prachtig uitzicht op het Maasdal.
Via het mooie gehuchtje Haltinne en de klim naar Haut-Bois, ging ik verder door de Condroz. De heuvels werden nu minder talrijk en korter dan voorheen, ik kreeg de indruk dat ik vrij lang op een plateau aan het fietsen was (en nu het koren was gedorst, gaf dat soms een kale indruk van het landschap).

Uiteindelijk daalde ik af naar het Maasdal bij Dinant, via de zijrivier de Leffe. Die weg ligt in schaduw van bossen en rotsen. Vanwege de rotsen dacht ik al dat ik moest opletten op stenen die van de rotsen zijn gevallen. Na deze gedachte volgde een knal: oeps, ik reed blijkbaar op een steen maar gelukkig niet dwars erover heen. Hij knalde tegen de velg. Geen lekke band dus. Direct daarna werd ik gepasseerd door drie lokale wielrenners. Maar door dit voorval durfde ik niet in te pikken in het wiel, mede omdat de weg wat gaten kent die ik nauwelijks kon zien door de continue wisseling van zon en schaduw.

Nadat ik de Maas bereikt had, stak ik die vrijwel direct weer over via een stuw en sluisdeuren. Via de in het begin steile Rue du Meez, klom ik weer naar een plateau. Ik fietste vervolgens door prachtige dorpjes (Weillen, Falaën). Via een klim naar Salet en de afdaling door het Molignée dal, kwam ik weer bij de Maas. Ik ging ook hier al weer snel de Maas over via een stuw en toen volgde de steile klim het Maasdal uit naar Purnode.

Purnode is een plaatsje met een bierbrouwerij (die liggen er vele in deze streek, er is ook een bewegwijzerde Route des Bières). In Purnode volgde tot mijn schrik een kort zeer steil klimmetje over kinderkopjes (tja, ik had de route blijkbaar niet helemaal nagelopen). De route die ik had gemaakt ging vervolgens door mooi gebied rond het dal van de rivier de Bocq en door un des plus beaux villages de Wallonie, namelijk Crupet. Via een klim naar Maillen ging ik langs een groot kasteel bij Courière, en uiteindelijk volgde een steile afdaling over uitstekend wegdek naar Faulx-les-Tombes. In deze plaats ligt een prachtig en groot kasteel, maar de route heb ik er niet langs laten gaan. Het werd inmiddels toch vrij warm (28 graden), dus ik moest bijtanken. Bij de plaatselijke bakker stond een frisdrankautomaat, 2 ijskoude blikjes Fanta Lemon brachten goede verkoeling. Ik kocht ook een moccataartje bij de bakker, natuurlijk moest ik een mondkapje op, maar die had ik niet bij. Mijn bandana bracht hierbij (wederom) uitkomst. Een andere klant bij de bakker ging een gesprek aan met mij, deze Waalse klant probeerde het in het Nederlands (dat gebeurt niet gauw in Wallonië): het gesprek verliep niet zo soepel, maar ik denk dat we elkaar toch hadden begrepen.

De laatste klim was die van Strud naar Bonneville. Net als in andere delen van deze route is het wegdek in beboste gedeelten soms wat pokdalig. Natuurlijk in klimmende richting is dit niet zo erg, maar in dalende richting moet je je er wel bewust van zijn. Er volgde een afdaling naar het Maasdal tot bij Sclayn, en daarna was het nog enkele kilometers de Maas volgen. Dit gaat deels over fietspad over de Maaskade, maar dit fietspad is een beetje van Franse (Waalse) slag: betonplaten, asfalt, rare overgangen, ik moest onder een vulinstallatie voor vrachtwagens fietsen.

Conclusie: een prachtige route met prima weer (maar op het laatst net iets te warm). Jammer dat de weg in het dal van de Leffe in matige toestand is.